Jaarlijks ontvangt elke gemeente volgens een bepaald verdeelstelsel een uitkering uit het Gemeentefonds. De uitkering is bestemd voor de bekostiging van autonome taken van de gemeente, taken die veelal dicht bij de burger liggen. Het verdeelstelsel is opgenomen in de Financiële verhoudingswet. In de verdeling wordt rekening gehouden met onderlinge verschillen in de kosten waar de gemeenten voor staan en met de draagkracht van de gemeenten (de belastingcapaciteit). Karakteristiek voor de algemene uitkering is dat elke gemeente vrij is in de besteding. De omvang van de algemene uitkering is voor de gemeenten een gegeven, maar de gemeente kan zelf bepalen aan welke voorzieningen zij haar geld besteedt (eigen prioriteitenstelling).
De groei of afname van het gemeentefonds is gekoppeld aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven (de netto gecorrigeerde rijksuitgaven). Eenvoudig gezegd: als het Rijk meer uitgeeft, dan neemt de omvang van het gemeentefonds toe. Geeft het Rijk daarentegen minder uit, dan neemt de omvang van het gemeentefonds af. De ontwikkeling van de algemene uitkering staat verder toegelicht in de financiële begroting.
De algemene uitkering is in de begroting 2019 verwerkt op basis van de meicirculaire 2018. De financiële effecten van de septembercirculaire zijn opgenomen in de 1e begrotingswijziging.