Begroting 2019

Paragrafen

Paragraaf D: Financiering

Inleiding

Regelgeving met betrekking tot de uitvoering van taken op het gebied van treasury is opgenomen in de Wet Financiering Decentrale Overheden (wet Fido). Het doel van deze wet is onder andere om op een verantwoorde, prudente en professionele wijze de inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie (financieringsactiviteiten) van de gemeente middels een statuut te regelen.

Treasurystatuut

Het beleid van onze gemeente is vastgelegd in het op 14 december 2006 door uw raad vastgestelde Treasurystatuut. Hierin is vastgelegd hoe, in het belang van een verantwoord en adequaat beheer van de financiële middelen, met deze financiële middelen binnen de gemeente wordt omgegaan.

Renterisicobeheer

De Wet Fido heeft als doel een solide financieringswijze te bevorderen, door het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten. Daarnaast beoogt de Wet Fido een kader te geven voor de reikwijdte van de financieringsfunctie, tracht de wet de transparantie te bevorderen en de autonomie van openbare lichamen te stimuleren. De wet bevat normen voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm zoals in deze paragraaf verder uitgewerkt

De kasgeldlimiet geeft het renterisico op korte termijn weer. Hieronder vallen alle kortlopende financieringen met een rentetypische looptijd korter dan 1 jaar. Het doel van deze limiet is om te voorkomen dat bij herfinanciering van de leningen, bij een (aanzienlijk) hogere rentestand, grote verschillen optreden in de hoogte van de rente die de gemeente moet betalen. Het niveau van de kasgeldlimiet is beperkt tot 8,5% van het totaal van de begroting. Voor onze gemeente is dit circa
€ 1,4 miljoen. Doordat de gemeente per 1 januari 2019 naar verwachting een klein financieringsoverschot heeft is deze limiet voor ons op dit moment van ondergeschikt belang.

De renterisiconorm is ingesteld als instrument om de renterisico’s voor de vaste schuld te beheersen en wordt gebruikt in relatie tot het aangaan van vaste geldleningen. Het betreft de norm die het feitelijk renterisico op de vaste schuld met een looptijd van langer dan één jaar bepaalt. Jaarlijks mogen de renterisico’s door renteherziening en herfinanciering niet hoger zijn dan 20% van het begrotingstotaal. Op basis van de nu bekende gegevens (vaste schulden, renteherziening, aflossingen en nieuwe geldleningen) lopen wij geen renterisico in 2019.

Financieringsbehoefte

De geraamde investeringen (vaste activa, grondbedrijf, uitgaven t.l.v. reserves en voorzieningen) bedragen in de begroting 2019 € 3,5 miljoen . De opbrengsten binnen het grondbedrijf worden in 2019 geraamd op een bedrag van € 0,4 miljoen. De afschrijvingen op de vaste activa inclusief de ontvangen aflossingen op verstrekte geldleningen worden geraamd op € 0,7 miljoen. De geraamde toevoegingen aan reserves en voorzieningen bedragen € 0,4 miljoen. Het financieringstekort in 2019 bedraagt dus € 2,0 miljoen (€ 3,5 - € 0,4 - € 0,7 - € 0,4).

Per 1 januari 2019 is na verwachting sprake van financieringsevenwicht. Op basis van de begroting 2019 ontstaat in 2019 een financieringstekort van ongeveer € 2,0 mln. Dit zou betekenen dat de gemeente in 2019 € 2,0 miljoen aan middelen aan zou moeten trekken. Omdat het financieringstekort in 2020 nog verder oploopt, is het uitgangspunt de benodigde middelen met lang geld te financieren.

Houdbare overheidsfinanciën Rijk en decentrale overheden

De Rijksoverheid en de decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) zijn samen verantwoordelijk voor het begrotingstekort. In Europa zijn regels afgesproken over de overheidsfinanciën. Deze Europese begrotingsregels staan in het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Zij bepalen de normen voor het begrotingstekort (EMU-saldo) en de overheidsschuld (EMU-schuld). De regels gelden voor de gehele collectieve sector. Dus ook voor de decentrale overheden, zoals gemeenten en provincies. De Europese regeringsleiders hebben afgesproken de eisen uit het SGP te verankeren in nationale wetgeving. Nederland doet dat met de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet HOF). Deze wet is op 1 januari 2014 in werking getreden.

De Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet HOF) bevat het benodigde wettelijke instrumentarium voor het bereiken en in stand houden van houdbare overheidsfinanciën. De kern van de wet is verankering van de Europese begrotingsafspraken en de bepaling dat het Rijk en de decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) een gelijkwaardige inspanning moeten leveren om aan deze afspraken te voldoen. De meest in het oog springende daarvan is het bereiken van begrotingsevenwicht op middellange termijn. Met deze afspraak wordt uitdrukking gegeven aan de noodzaak van structurele reductie van het EMU-tekort en het garanderen van een houdbare EMU-schuld.

De beheersing van het EMU-saldo is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het Rijk en de decentrale overheden. Immers, de inkomsten en uitgaven van de gehele collectieve sector zijn relevant voor de bepaling van het EMU-saldo. De gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de beheersing van het EMU-saldo komt tot uitdrukking in de Wet HOF door de bepaling dat Rijk en decentrale overheden gehouden zijn een gelijkwaardige inspanning te leveren aan het voldoen aan de Europese begrotingsafspraken.

De eindverantwoordelijkheid voor de overheidsfinanciën als geheel ligt bij het Rijk. Gemeenten dienen hun tekort te houden onder de af te spreken percentages. Het Rijk wil gemeenten een boete opleggen via een korting op het Gemeentefonds wanneer zij de aan hen toegewezen EMU-norm overschrijden.

Schatkistbankieren

Schatkistbankieren houdt in dat tegoeden worden aangehouden in de Nederlandse schatkist. Hierdoor hoeft de Nederlandse staat minder geld te lenen op de financiële markten en daalt de staatsschuld.
Schatkistbankieren is ingevoerd voor gemeenten, provincies, waterschappen, en gemeenschappelijke regelingen. Dit heeft een positief effect op de omvang van de EMU-schuld. Depositotarieven en inleentarieven worden geharmoniseerd. Decentrale overheden, waaronder gemeenten, krijgen op de deposito’s een rente vergoed die gelijk is aan de rentes die de Nederlandse staat betaalt op leningen die ze op de markt aangaat.